Tongvaren

Tongvaren
Asplenium scolopendrium
Streepvarenfamilie
---------------------------------------------------------------
De tongvaren is met zijn langwerpige, tongvormige bladeren een gemakkelijk te herkennen soort. Zie foto 2. De meeste varens hebben veervormig gedeelde bladeren, maar bij deze soort zijn ze gaafrandig. Ze staan in een trechtervorm en blijven ’s winters groen. In het voorjaar worden nieuwe bladeren gevormd, die de oude tegen de grond drukken en overgroeien. Net als bij andere varensoorten, zijn de bladeren eerst als stijve bolletjes opgerold. Vervolgens vormen ze een vraagteken en ontrollen zich langzaam tot lange, glanzende tongen met golvende rand.

De tongvaren breidt zich de laatste jaren sterk uit in ons land. Hij gold altijd als vorstgevoelig, maar daar is verandering in gekomen. Ondanks de tamelijk strenge winters van de afgelopen jaren, loopt de tongvaren in het voorjaar gewoon weer uit. Ook jonge kiemplanten overleven de winter.
De plant groeit vooral op vochtige beschaduwde plaatsen: op oude muren, in waterputten en knotbomen, op kademuren, maar ook wel op stenige bodems. Het is een wettelijk beschermde plant.
 
Varens vormen geen zaden, maar sporen. Dit zijn stoffijne deeltjes, die gemakkelijk door de wind worden meegenomen. De tongvaren vormt sporen aan de onderzijde van het blad. De sporenhoopjes zijn lijnvormig en staan loodrecht op de hoofdnerf, zie foto 3. Ze zien eruit als donkere strepen.
De naam van de familie – streepvarens – is hieraan ontleend.

De geslachtsnaam Asplenium komt van het Griekse woord voor milt: ‘splen’. Uit de streepvarens werd een geneesmiddel tegen miltziekten gemaakt. Maar ook bij slangenbeten werden deze varens gebruikt. ‘Scolopendrium’ komt van skolopendra – Grieks voor duizendpoot. Met de nodige fantasie, doet de onderzijde van de bladeren, mits voorzien van ‘sporenstrepen’, aan een duizendpoot denken.
Een oude naam is ‘hartstong’ of ‘hertstonghe’. Of herten werkelijk zulke lange, smalle tongen hebben, is ons niet bekend.

Bloem Geen. Voortplanting d.m.v. sporen, die aan de onderzijde van het blad worden gevormd. Zie foto 3.  
Hoogte 0,15 – 0,25 m.
Bloeitijd In de zomer rijpen de sporen.
Blad Glanzend, leerachtig, tot 40 cm lang en gaafrandig. Zie foto 2.
Stengel Tot 10 cm lang, bedekt met fijne, bruine haartjes.
Vruchten Geen vruchten, maar sporen.
Overig Overblijvende plant.
Standplaats Vochtig, op muren, knotbomen en op stenige bodem.
In Breda In kelderputten, bijvoorbeeld in de omgeving van Korte Boschstraat.  En op oude tuinmuurtjes, bijvoorbeeld langs de Franklin Rooseveltlaan.
Vergelijk Unieke plant in ons klimaat, maar de verwante kamerplant ‘nestvaren’, Asplenium nidum,  lijkt er wel op.

 

Een samenwerking van IVN Mark&Donge en KNNV Breda