Straatliefdegras

Straatliefdegras, de naam geeft het al aan, is een liefhebber van de straat of vrij naar Denters (auteur van de veldgids voor stadsplanten), een echte straatmadelief met voorkeur voor de goot.
Prachtige verhalen doen de ronde over dit gras. Zo zou het in de rosse buurten als eerste zijn aangetroffen en vandaar uit verspreid door geheel Nederland. Een leuke anekdote, maar niet geheel op waarheid berustend.
In 1958 heeft dit gras zich in Rotterdam gevestigd, waarschijnlijk in de buurt van de havens, en vanaf de jaren zeventig heeft het zich door de rest van Zuid-Holland verspreid. Sindsdien heeft dit plantje als ware een veroveringstocht door Nederland gemaakt en zal, zeker in de nazomer, straatgras als meest voorkomend gras van zijn voetstuk verstoten. Autobanden hebben mede gezorgd voor een snelle verspreiding. Op alle straten in dorpen en steden tref je dit plantje aan. Over snel inburgeren gesproken.
Het staat op plaatsen waar nagenoeg niks wil groeien, tussen stenen, stoeptegels, op parkeerplaatsen, vaak vergezeld door liggend vetmuur en varkensgras.

Straatliefdegras (Eragrostis pilosa) is een eenjarig gras, behorend tot de grassenfamilie, dat laat in het voorjaar kiemt. De plant heeft veelal meerdere liggende stengels die in een kring zijn uitgespreid. Straatliefdegras heeft op de overgang van bladschijf naar bladschede een dichte rij haren. De meeste grassen hebben op die plaats een vliezig tongetje. Hiermee is dit gras gemakkelijk van andere grassoorten te onderscheiden. De aartjes staan in een pluim en bevatten 6 tot 10 bloemen.
Bij hoge temperaturen en veel licht kan dit gras zich zeer snel ontwikkelen. Het is net als maïs en hanenpoot een zogenaamde C4-plant.

Even iets C3- en C4-planten.
Planten maken met behulp van zonlicht en water glucose aan. Dit proces heet fotosynthese.
De meest in Nederland voorkomende planten, de C3-planten, maken tijdens dit proces verbindingen met 3 koolstofatomen, C4-planten daarentegen verbindingen met 4 koolstofatomen. Dit leidt tot een snellere groei én een veel hogere droge stofproductie per ha (vandaar de keuze op maïs als veevoedergewas). Het fotosynthese-proces heeft bij C4-planten veel warmte nodig. C4- planten komen dan ook het meest voor in tropen en subtropen. In Nederland groeien ze uitsluitend in de periode waarin de temperatuur niet beneden de circa 12 graden zakt; de optimale temperatuur van C4-planten is boven de 25 graden.
C4-planten hebben het voordeel dat ze laat kiemen, de andere onkruidvegetatie is dan al vaak verwijderd, mechanisch of chemisch, waardoor er weinig concurrentie is.. Bovendien zijn C4-planten weinig gevoelig voor onkruidbestrijdingsmiddelen.

Straatliefdegras is zeer nauw verwant aan het graangewas tef, dat veel in Ethiopië wordt geteeld. In Nederland wordt tef soms als adventief aangetroffen.
J, 27 juli 2010

Een samenwerking van IVN Mark&Donge en KNNV Breda