Steenbreekvaren
Asplenium trichomanes
Streepvarenfamilie
---------------------------------------------------------------
Dit varentje heeft in 2005 en in 2007 in Breda bij de werkzaamheden rond de heropening van de Haven voor opschudding gezorgd. Precies op de plaats waar een damwand moest komen stond op de oude kademuur een groepje steenbreekvarens. Een wettelijk beschermde plant! Er werden vragen in de gemeenteraad gesteld. Besloten werd om de dam drie meter naar achteren te verplaatsen en om de planten te beschermen met een traliewerk. Twee jaar lang konden passanten het wonder achter tralies aanschouwen. Na afloop van de werkzaamheden konden de tralies worden verwijderd. Jammer dat de aannemer een tijdje later de muur brandschoon gespoten heeft. De steenbreekvaren haalde daardoor opnieuw de pers. In 2010 was het varentje weer terug op de oude kademuur, maar wel een stukje naar het noorden. In dit verband is het misschien wel leuk om te weten dat de oude naam voor deze varen ‘wederdood’ luidt.
De steenbreekvaren is niet alleen in Breda zeldzaam, maar ook in de rest van ons land. In onze stad zijn zes plaatsen bekend waar hij groeit, in alle gevallen op oude muren. De plant komt over de gehele wereld voor in de gematigde streken op rotsen, steenachtige hellingen, oude muren, aarden wallen en langs bosgreppels. De plant is vrij gevoelig voor droogte en mijdt felle zonbestraling. In bepaalde streken van bijvoorbeeld België en Frankrijk is de plant zeker niet zeldzaam.
De geslachstsnaam ‘Asplenium’ komt van het Griekse ‘splen’ en betekent milt. Het kruid werd aangewend bij ziekten van de milt. De soortaanduiding ‘trichomanes’ komt van het Griekse ‘trichio’ en ‘manos’ en betekent respectievelijk ‘haar’ en ‘dun’. Deze dunne haartjes zijn te zien op de sporen.
Het ‘steenbreek’ in de Nederlandse naam moeten we niet letterlijk nemen; dit varentje breekt echt geen stenen! De naam staat in verband met het feit dat deze plant vaak in scheuren van muren groeit.
Het is een kleine plant, die ’s winters groen blijft en in de zomer rijpe sporen heeft. De langgerekte, kort gesteelde bladeren bestaan uit een glanzend zwartbruine bladspil met twee rijen van talrijke deelblaadjes. Deze zijn klein en helder lichtgroen. In hun tweede jaar verliezen de bladeren vaak gaandeweg hun deelblaadjes, terwijl de kale bladspillen nog lang blijven zitten. Oudere planten lijken daardoor vooral in de lente op pruikjes van zwartglanzend haar. De sporenhoopjes bedekken bij rijpheid vrijwel de hele onderkant van de blaadjes.
Bloem |
Geen bloem. Sporenvorming onderop de bladeren. |
Hoogte | 0.05 – 0,35 m. |
Bloeitijd | Juni - september. |
Blad | Kort gesteeld, vaak getand, enkel geveerd, bladspil draadachtig en glanzend bruin of zwart. Zie foto 1 en 2. |
Stengel | Geen aparte bloeistengel. |
Vruchten | Geen, de sporenhoopjes bedekken bij rijpheid bijna de gehele onderkant. Zie foto 3. |
Overig | Vaste plant, blaadjes overwinteren en laten daarna los. |
Standplaats | Oude muren, bosgreppels. |
In Breda | Spanjaardsgat en op enkele oude, vochtige muren in het Heuvelkwartier, het Liniekwartier en op een militair terrein in de binnenstad. |
Vergelijk | Schubvaren (Asplenium ceterach). De bladeren zijn gelobd tot veerdelig, maar niet geveerd. Zeer zeldzaam, tot op heden op 1 plek in Breda. Lijkt op groensteel (Asplenium viride). Het verschil blijkt al uit de naam: de groensteel heeft een groene bladspil. Deze varen is nog nooit in Breda gevonden. |