Op veel plaatsen in de stad kom je het kruipklokje tegen. Het wordt ook wel Servisch klokje genoemd naar het land van herkomst (hoewel dat Kroatiƫ schijnt te zijn).
Het kruipklokje is een nieuweling in de Nederlandse flora. De laatste 15 jaar is deze plant met zijn wortels vanuit tuinen onze steden ingekropen. Je kunt deze plant vooral aantreffen langs muurtjes van voortuinen. Een echte tuinvlieder dus.
Kruipklokje is een vaste plant die in een strenge winter bovengronds afsterft. In zachte winters blijven de bladeren behouden. De wortels zijn zeer winterhard. Alleen een hete zomer kan er voor zorgen dat dit klokje verdwijnt.
Het kruipklokje behoort tot de klokjesfamilie. De bloemen van de leden van deze familie hebben een klokvormige kroon met vijf slippen en zijn meestal blauw.
De lavendelblauwe bloemen van het kruipklokje zou je vanwege de spits toelopende kroonslippen stervormig kunnen noemen. Binnen in de kroonbuis gaat de blauwe kleur over in wit. Onder in de kroonbuis zitten 5 meeldraden en 1 stijl. Het vruchtbeginsel is onderstandig.
De bladeren zijn eivormig en iets langwerpig. De stengels hebben een lengte van 15 tot 35 cm. De bloeitijd is juni-juli. In de schaduw worden er zelden bloemen gevormd.
De plant vermeerderd zich door zaden en wortelstokken.
De wetenschappelijke naam is Campanula poscharskyana. Gustav Adolf Poscharsky was een Duitse botanicus die leefde van 1832 tot 1915.
Een ander klokje, dat enigszins op het kruipklokje lijkt en ook aan het verwilderen is, is het Dalmatiƫklokje (= Campanula portenschlagiana). De bloemen van dit klokje zijn eerder paars dan blauw en zijn niet wit van binnen. De slippen van de kroon lopen niet spits toe.
(E, 22/4/2010)