Krokus
Crocus s.s.(vernus + tommasinianus)
Lissenfamilie
-------------------------------------------------------------
Krokussen zijn onmiskenbaar in het voorjaar, ook in de stad. Ze zijn er in allerlei kleuren: geel, wit paars, gestreept en er zijn ook soorten die in het najaar bloeien. Er bestaan ongeveer 120 soorten krokussen. De meeste vinden hun oorspronkelijke verspreiding in Zuidoost-Europa en Klein-Azië.
Door kwekers is bijna een oneindige veelheid aan cultivars in de handel gebracht. Daarnaast bestaan er van de wilde krokussen ook talrijke natuurlijke ondersoorten. Kortom, van krokussen kun je een hele studie maken. De situatie in Breda is gelukkig overzichtelijker. Van degene die verwilderen vormt de boerenkrokus (Crocus tommasinianus) de alom overheersende soort. De bloemen zijn van binnen bleek lila en van buiten grijsachtig. Zie foto 2. Het blad is smal, tot 4 mm. Deze soort is oorspronkelijk afkomstig uit de Balkan en is hier in de 19de eeuw ingeburgerd. Hij werd aangeplant op buitenplaatsen en wordt daarom tot de stinsenplanten gerekend.
De bonte krokus (Crocus vernus) kom je ook wel verwilderd tegen, maar veel minder. De oorspronkelijke wilde vorm lijkt sterk op de boerenkrokus maar de kleur is meer donker blauw en hij kan ook wit zijn. Het blad is breder; 4 mm tot 9 mm. De bonte krokus is de stamvader van een hele serie grootbloemige cultivarkrokussen.
Veldmuizen houden van krokussen en die kunnen dus in de tuin krokussen laten verdwijnen. In de Bollenstreek is, in ieder geval vroeger de woelrat of waterrat, een gekende liefhebber. Hij verzamelde krokusknollen als wintervoorraad. Bijen, en dan vooral de hommelkoninginnen, zijn zeer gebaat bij bloeiende krokussen, die in de stad het hoofdvoedsel vormen.
Het woord ‘krokus’ betekent ‘saffraan’. Van de saffraankrokus (Crocus sativus) is immers de saffraan afkomstig. Ook het woord ‘kurkuma’ = geelwortel heeft dezelfde afstamming als ‘krokus’.
De saffraankrokus komt niet in het wild voor, maar is een oud cultuurgewas en stamt waarschijnlijk af van een wilde Griekse voorouder. De soortaanduiding ‘tommasinianus’ komt van de botanist Muzio G. Spirito de Tommasini (1794-1879), die burgemeester was van de stad Triëst. De soortaanduiding ‘vernus’ betekent ‘voorjaar’.
Bloem | Blauw of wit. Altijd 1 per stengel. Bloemdekbladeren 2 tot 4,5 cm lang. 6-slippig. Bij zonnig weer spreiden de bloemdekbladen C. tommasianianus zich stervormig uit. Zie foto 3. |
Hoogte | 0,07 – 0.12 m. |
Bloeitijd | Februari – april. |
Blad | 2 – 9 mm; afhankelijk van de soort. Smal, lijnvormig met een witte lengtestreep middenin. |
Stengel | Zeer kort, rond, ondergronds. |
Vruchten | Doosvrucht. |
Overig | Overblijvende plant, met knol. |
Standplaats | Buitenplaatsen, weilanden. |
In Breda | Buitenplaatsen, parken, plantsoenen. |
Vergelijk | Herfsttijloos (Colchicum autumnale). Deze bloeit echter in de herfst en heeft dan geen blad. Daarnaast zijn er een aantal herfstbloeiende krokussen. Die worden nog maar zeldzaam aangeplant en verwildering is nog niet vastgesteld. |