Heermoes
Equisetum arvense
Paardenstaartenfamilie
---------------------------------------------------------------
Heermoes behoort tot de oude primitieve familie van de paardenstaarten. Bij deze planten worden nog geen bloemen en zaden gevormd, maar gaat de voortplanting via sporen, net als bij mossen en varens. Een groot deel van steenkool bestaat uit nu uitgestorven boompaardenstaarten, die zo’n 320 miljoen jaar geleden leefden in een periode die Carboon heet.
Heermoes heeft een zich sterk vertakkende wortelstok. Dit maakt hem tot een lastig uit te roeien onkruid en hij wordt dan ook wel 'akkerpest' genoemd.
Een andere naam is 'oneet', en wijst op de oneetbaarheid voor vee vanwege het kiezelzuur in de stengels. Datzelfde kiezelzuur geeft de plant wel enkele medicinale toepassingen. Vanwege de samentrekkende eigenschappen voor het helen van wonden en stelpen van bloedingen uitwendig, en
inwendig voor blaasziekten.
Om keukengerei schoon te maken werd van een aantal planten een soort borstel gemaakt. De ruwe buitenkant van de stengel werkt als een schuurspons. Als men vroeger in de buurt op zoek ging naar ijzeroer om potten te gieten, dan keek men eerst of men paardenstaarten zag staan want ze staan het liefst waar je ijzer in de grond kan vinden. Dat is ook waarom het vee niet graag paardenstaart eet. Omdat het zoveel ijzer bevat smaakt het een beetje bloedachtig.
De wetenschappelijke naam 'Equisetum' is samengesteld uit ‘equus’, paard en ‘seta’, borstel en betekent hier haren. Het woord betekent dan zoiets als paardenstaart. De plant met zijn vertakkingen doet aan een staart denken. ‘Arvense’ betekent akker.
De Nederlandse naam ‘heermoes’ geeft de wetenschap meer moeilijkheden. De meest genoemde is nu dat ‘heer’ herde of kudde betekent en ‘moes’, mos, groen. Derhalve een in groepen groeiende groene plant. Dat klopt ook wel, want heermoes treedt vaak massaal op.
In de Baronie wordt heermoes ook wel 'kattenstaart' genoemd.
Bloem | Geen bloem. Sporenvorming in aparte aarachtige structuur van 4 cm., rosbruin. Zie foto 2. |
Hoogte | 0,10 - 0,80 m. |
Bloeitijd | April – mei. |
Blad | In kransen, takvormig, gegroefd. Zie foto 3. |
Stengel | Tot 30 cm. Van de onvruchtbare plant: hol, groen. Tanden van de stengelschede groen tot bruinachtig en witvliezig smal gerand. Zie foto 4. |
Vruchten | Geen vruchten, maar sporen. |
Overig | Wortelstok oppervlakkig, fijnwollig, geelbruin behaard. Vaste plant. |
Standplaats | Open, voedselrijke, omgewerkte grond in bermen en langs spoorwegen. |
In Breda | Wat hoger op de taluds aan de singels, wat langer braakliggende bouwterreinen aan de Tramsingel. Langs gevelmuren en gangetjes. |
Vergelijk | Lidrus (Equisetum palustre). Tanden van de stengelschede groen tot bruinachtig en breed witvliezig gerand. Wortelstok diep en onbehaard. Lidrus heeft geen aparte vruchtbare stengels. |