Grote brandnetel
Urtica dioica
Brandnetelfamilie
---------------------------------------------------------------
De grote brandnetel heeft een slechte reputatie. Niet alleen vanwege de jeukveroorzakende brandharen, maar ook doordat hij een hardnekkig onkruid is. De plant is meerjarig en kan door middel van zijn wortelstokken veel ruimte in beslag nemen.
De plant heeft ook positieve kanten. Brandnetelsoep en brandnetelkaas vormen in sommige kringen een delicatesse. De vezels van de plant worden gebruikt om neteldoek van te weven. Neteldoek wordt gebruikt in de kaasmakerij.
De grote brandnetel dient als voedsel voor de rupsen van de atalanta, de dagpauwoog, het landkaartje, de gehakkelde aurelia, de kleine vos en enkele uiltjes: allemaal vlindersoorten.
De brandharen hebben een priemvormig uiteinde met een hard topje. Wanneer dit topje bij aanraking afbreekt, veroorzaakt het overblijvende scherpe breukvlak een wondje. Door het afbreken van de top spuit er bijtend vocht in het wondje. Het vocht bevat histamine dat jeuk veroorzaakt. De jeuk kan bestreden worden door het betreffende gedeelte van de huid in te wrijven met gekneusde bladeren van weegbree of hondsdraf.
De grote brandnetel komt voor in alle gematigde streken. In Breda tref je hem vooral aan langs de singels en in struikgewas.
Dovenetels zijn geen familie van de brandnetels. De bladeren lijken er wel wat op. De naam ‘dovenetel’ heeft niets met een gehoorstoornis te maken, maar met doof in de oude betekenis van ‘zonder leven’. Het is als het ware een gedoofde brandnetel.
De geslachtsnaam ‘Urtica’ komt van het Latijnse ‘urere’ dat branden betekent. De soortaanduiding ‘dioica’ betekent tweehuizig en dat is de plant inderdaad. Het woord ‘netel’ is zeer oud en komt van het Proto-Germaanse ‘nato’ dat brandnetel betekent. Ook in het Slavisch komt een vergelijkbaar stamwoord voor met een zelfde betekenis. Het woord is dus mogelijk nog ouder.
In de buurt van Breda wordt de brandnetel ook wel broeinetel genoemd.
Bloem | Klein, onopvallend, groen. Bloeiwijze is trosvormig. De bloem is of mannelijk, of vrouwelijk. De grote brandnetel is namelijk tweehuizig. |
Hoogte | 0,30 – 3,00 m. |
Bloeitijd | Juni – herfst. |
Blad | Eirond tot langwerpig met grof gezaagde rand enkelvoudig, tegenoverstaand bezet met brandharen en gewone haren. Zie foto 2. |
Stengel | Vierkant met brandharen en gewone haren. |
Vruchten | Onopvallende nootjes. Zie foto 3. |
Overig | Horizontaal verlopende wortelstok, vaste plant. |
Standplaats | Ruigten, struikgewas, ruderale plaatsen, bemeste bermen en vervuilde oevers. Uitgesproken stikstofminnend. |
In Breda | Perken, langs kaden van Mark en vooral Weerijs. |
Vergelijk | Kleine brandnetel (Urtica urens). Deze soort is eenhuizig, bezit alleen brandharen en geen gewone haren, wordt niet hoger dan 50 cm en is eenjarig. In tegenstelling tot de grote brandnetel is de bladschijf korter dan de bladsteel. Je kunt de kleine brandnetel gemakkelijk uit de grond trekken, want hij heeft geen wortelstokken. |