Gewoon speenkruid
Ficaria verna subsp. verna
Ranonkelfamilie
---------------------------------------------------------------
Speenkruid is een vroege voorjaarsbode. Half februari verschijnen de glimmende blaadjes en iets later de goudgele bloemen die op sterretjes lijken.
Dat sterretjesuiterlijk komt doordat speenkruid acht of soms meer langwerpige kroonbladen heeft. die regelmatig stervormig gerangschikt zijn. Boterbloemen, die tot het geslacht Ranunculus behoren, hebben vijf kroonbladen die ook veel breder zijn.
In mei verdwijnt de plant weer onder de grond om het volgend jaar weer boven te komen. De wortels, die hoofdzakelijk uit langwerpige knolletjes bestaan, hebben intussen veel voedsel opgeslagen waarmee de plant de rest van de zomer en de winter kan overleven.
Speenkruid vormt zelden zaad maar in plaats daarvan vormen zich ronde knolletjes in de oksels van de bladscheden. Die knolletjes verspreiden zich gemakkelijk over de omgeving en zo ontstaan dichte pollen speenkruid die andere planten kunnen verdringen. Toch vormt dit niet echt een probleem omdat in mei, voor de zomerbloeiers verschijnen, de plant al is afgestorven. Ook met deze ongeslachtelijke voortplanting onderscheidt speenkruid zich van de soorten van het geslacht Ranunculus.
Vroeger werden de jonge speenkruidblaadjes wel gegeten als spinazie. Het was vaak het eerste groen na een lange winter en dus zeer welkom. De alternatieve keuken heeft het speenkruid opnieuw ontdekt, de blaadjes kunnen in een salade worden verwerkt. Het is wel uitkijken geblazen: in de loop van de lente stijgt het gehalte aan giftige stoffen.
Speenkruid bevat uitzonderlijk veel vitamine C en werd daarom gebruikt tegen scheurbuik. In het Duits heet de plant ‘Scharbockskraut’, scheurbuikkruid.
De wetenschappelijke naam ‘Ficaria’ betekent vijg en slaat op de vorm van de knolletjes. De soortaanduiding ‘verna’ betekent voorjaar.
De Nederlandse naam zou verwijzen naar de vorm van de knolletjes die op de spenen van een koe lijken. Maar ook aambeien werden vroeger ‘spenen’ genoemd. Een extract van speenkruidknolletjes werd gebruikt om zwelling te verminderen en als pijnstiller. In Breda wordt speenkruid ook wel ‘aambeiplant’ genoemd. Dat refereert waarschijnlijk aan dat gebruik.
In Princenhage staat de plant ook wel bekend als ‘hanenpoten’, maar in Ulvenhout is men nog beeldender, daar wordt ook de naam ‘hanenklootjes’ gebezigd. Dit slaat alweer op de typische vorm van de knolletjes.
Bloem | Alleenstaand, gesteeld. De 6 – 12 goudgele kroonblaadjes raken elkaar niet zodat een stervorm ontstaat. Er zijn 3 kelkbladen. Vaak meer dan 20 meeldraden en stampers. |
Hoogte | 5 – 20 cm. |
Bloeitijd | Eind februari - mei. |
Blad | Onbehaard, vleesachtig, glanzend groen. Hartvormig, gekarteld tot gaafrandig. Verspreid aan de stengel. |
Stengel | Glad en kaal, massief rond. |
Vruchten | Kleine nootjes. |
Overig | De wortels bestaat uit langwerpige speenvormige wortelknolletjes. Vaste plant. |
Standplaats | Op vochtige, licht beschaduwde maar voedselrijke plaatsen. |
In Breda | In parken onder het struikgewas en ander lichtbeschaduwde plaatsen. Bijvoorbeeld in het Wilhelminapark veel voorkomend. |
Vergelijk | Lijkt enigszins op een boterbloem, maar is veel minder hoog. Boterbloemen hebben vrijwel nooit meer dan 5 kroonbladen. |