Gewone reigersbek
Erodium cicutarium
Ooievaarsbekfamilie
------------------------------------------------------------
De Ooievaarsbekfamilie wordt in Nederland vertegenwoordigd door twee geslachten: ooievaarsbek ( Geranium) en reigersbek (Erodium) . Beide geslachten vertonen veel overeenkomst. De geveerde bladvorm en de vorm van de vrucht onderscheiden de reigersbekken van de ooievaarsbekken.
Uit een rozet van kroezelige blaadjes steken de rode stengels van de gewone reigersbek omhoog. Aan de stengel een scherm van meestal vijf rozerode bloemen met vijf bloemblaadjes. De twee bovenste kroonblaadjes hebben aan de basis een lichte vlek.
Als de bloemen uitgebloeid zijn, knikt de bloemsteel terug en buigt vervolgens omhoog. Zo kan de vrucht rijpen in een loodrechte stand zonder door andere bloemen gehinderd te worden.
De dopvrucht bevat vijf deelvruchtjes met een gemeenschappelijke snavel. Als de vruchten rijp zijn, worden ze met snavel en al weggeschoten. De snavel splijt in vijf deelsnavels die zich als een kurketrekker oprollen. Daarmee kan het vruchtje met daarin het zaad, zich de grond in boren. Zo kan het zaad door de droge bovenlaag het meer nattere deel van de grond bereiken. Vrucht en snavel zijn bedekt met lange haren die moeten voorkomen dat de vrucht weer teruggetrokken wordt. Ze fungeren als een soort weerhaken. Een uitzonderlijke aanpassing dus. De ooievaarsbekken doen het zonder de kurketrekker bij de zaadverspreiding.
Aan de vorm van de snavels ontlenen de geslachten hun naam. De geslachtsnaam ‘Erodium’ betekent ‘reiger’. De Nederlandse naam is dus een rechtstreekse vertaling van de geslachtsnaam. De soortaanduiding ‘cicutarium’ betekent ‘waterscheerling’, vanwege de gelijkenis met het blad.
Op open zandplekken vormt de gewone reigersbek vaak grote plakkaten tot genoegen van kevers en wantsen die in het zand daaronder leven. Verder is de gewone reigersbek waardplant voor het prachtige vlindertje het bruin blauwtje (Aricia plebeius). Daarnaast is het ook een waardevolle stuifmeel- en honingleverancier voor kleinere wilde bijen zoals de groefbijsoorten. Dit omdat de plant zo lang bloeit en vaak als één van de weinige in zandige milieus.
Bloem | Vijf rozerode kroonbladen, twee kleinere en drie grotere. Doorsnede bloem 8-14 mm. Schermvormige bloeiwijze met meestal 5 of meer bloemen. |
Hoogte | 0,05 – 0,60 m. |
Bloeitijd | April – oktober. |
Blad | Veervormig samengesteld, met spitse top en gave rand. Deelblaadjes opnieuw gedeeld. |
Stengel | Rechtopstaand met klierhaartjes. Stengel van de bloemen meestal rood. |
Vruchten | Vijf deelvruchten met een gemeenschappelijk snavelvormig verlengstuk. |
Overig | Eenjarige plant, begint als rozet. |
Standplaats | Op droge, iets voedselrijke zandgrond. Omgewerkte braakliggende terreinen en bermen. |
In Breda | Vrij algemeen in bermen en verwaarloosde terreinen. |
Vergelijk | Kleverige reigersbek (Erodium lebelii). Deze is veel zeldzamer, bloem wittig, bladen aan bovenzijde zeer sterk beklierd en daardoor vaak met aanklevende zandkorrels. |