Gewone klit
Arctium minus
Composietenfamilie
-------------------------------------------------------------
De gewone klit valt in de zomer zeker op omdat het een forse plant is met grote bladeren en de bloemhoofdjes vertonen dan ook al hun kenmerkende haakjes. Vaak is lastig om de gewone klit en zijn dubbelganger, de grote klit, uit elkaar te houden. Dat komt omdat beide planten in dezelfde omgeving voorkomen en vooral de gewone klit zeer variabel in uiterlijk is. Er is eigenlijk maar één manier om erachter te komen welke van de twee het is, en dat is de steel een rozetblad bij de voet door te snijden. Is die hol dan is het de gewone klit; is die gevuld dan hebben we de grote.
In oudere boeken kan men ook nog de middelste klit (Arctium pubens) als soort aantreffen. Dit bleek toch een vorm van de gewone klit te zijn.
Iedereen heeft wel eens met de uitgebloeide hoofdjes naar anderen gegooid en weet hoe effectief die zich hechten aan kleding en haar. Maar natuurlijk ook aan de vacht van dieren. Gelet op de hoogte van de planten, zal de plant zich richten op grote grazers.
Klittenband is een uitvinding van de Zwitser Georges de Mestral. Hij komt in 1941 op het idee, nadat hij zich verbaast hoe moeilijk hij klitten uit zijn kleding en uit de vacht van zijn hond krijgt, die zich daar hebben verzameld tijdens hun dagelijkse wandeling.
De wortels van de klit werden en worden gebruikt als haargroeimiddel, maar worden ook als groente gegeten. Ze liggen weer in de biologische winkel. De wortels bevatten tevens schimmelremmende en bacteriedodende stoffen en worden dus bij huidaandoeningen gebruikt.
De geslachtsnaam ‘Arctium’ betekent ‘beerachtig’ vanwege de ruwe bladeren en stekelige hoofdjes.
‘Minus’ betekent ‘klein’. De Nederlandse naam ‘klit’ komt van een Germaanse stam en betekent ´kleven´. Vrij algemeen wordt de plant ook ´klis´ genoemd. In Breda kent men ook de naam ´plakkers´.
Bloem | Roodpaars, bloemhoofdje met talrijke bloemen. De bloemen hebben een vijfslippige kroonbuis en haakvormige omwindselblaadjes. Zie foto 2 en foto 3. |
Hoogte | 0,50 – 2,50 m. |
Bloeitijd | Juni – september. |
Blad | Onderste bladen breed eivormig. 10 cm en meer. Zie foto 3. Boven kaal, onderzijde meer of minder wollig behaard. Bladsteel van rozetbladen hol. |
Stengel | Kaal, paarse kleur. |
Vruchten | Een nootje, langwerpig met korte haarkroon. Zie foto 5. |
Overig | Vaste plant, vaak maar tweejarig. |
Standplaats | Open, vochtige, zeer voedselrijke grond. |
In Breda | Ruderale terreinen, langs het spoor. |
Vergelijk | Grote klit (Arctium lappa), de bloemhoofdjes zijn groter en de onderste bladstelen zijn met merg gevuld. |