Gevlamde fijnstraal
Conyza bonariensis
Composietenfamilie
---------------------------------------------------------------
In Nederland komen verschillende fijnstralen voor waaronder één inheemse, namelijk de scherpe fijnstraal (Erigeron acris). De overige fijnstralen komen oorspronkelijk uit Noord – en Zuid-Amerika, zij horen tot het geslacht Conyza.
De Canadese fijnstraal maakte in de achttiende eeuw als eerste de oversteek naar Europa. Het is nu een van de meest voorkomende stadsplanten. Werkelijk overal is hij te vinden.
In zijn kielzog waagden verschillende andere fijnstralen de overtocht namelijk de ruige, de hoge en de gevlamde fijnstraal. Hun verschijnen wordt mede toegeschreven aan de klimaatcrisis want door de temperatuurstijging worden hun overlevingskansen groter.
De gevlamde fijnstraal dook voor het eerst op in 1996 in Enschede. Verschillende andere steden volgden. In Breda werd deze plant in 2003 in grote aantallen op verschillende bouwterreinen gesignaleerd.
Het is echt een plant van stedelijke milieus zoals rommelterreintjes en puinstorten. De vindplaatsen zijn echter niet stabiel, van jaar tot jaar kan het aantal exemplaren aanzienlijk verschillen. Daarom wordt gevlamde fijnstraal nog beschouwd als ‘wachtkamerplant’. Dat wil zeggen dat het nog maar de vraag is of de plant zich definitief in Nederland kan handhaven.
De wetenschappelijke naam 'Conyza' schijnt afgeleid van het Griekse ‘konops’ dat vlo betekent. De etymologie is niet helder. Het tweede deel van de naam ‘bonariensis‘ is afgeleid van Buenos Aires. De plant stamt uit Zuid-Amerika.
De Nederlandse naam´fijnstraal´ voor deze groep planten slaat op de kleine lintbloemen van dit geslacht. Het ´gevlamde' van deze soort is de opvallend rode tekening aan de toppen van de omwindselblaadjes.
Bloem | Bloemhoofdjes kort en tot 10mm breed, behaard, met grijs-witte lintbloemen en gele buisbloemen, de omwindselblaadjes hebben opvallend roodgekleurde toppen. Zie foto 1. De bloemen staan in een wat slordige tuil. Zie foto 2. |
Hoogte | 0,10 – 0,80 m. |
Bloeitijd | Augustus – oktober. |
Blad | Smal, gaafrandig. |
Stengel | Rechtopstaand, bebladerd, onvertakt. |
Vruchten | Nootjes met een haarkrans. Na de bloei slaan de omwindselblaadjes terug zodat de haarkransen van de nootjes zich kunnen spreiden en er een bolronde pluizenbol ontstaat. |
Overig | Eenjarig |
Standplaats | Braakliggende grond, bouwterreinen, tussen stenen op droge, warme en zonnige plaatsen. |
In Breda | In Breda verspreid voorkomend in bermen en wat stenige plaatsen. |
Vergelijk | De gevlamde fijnstraal staat vaak tussen andere soorten fijnstralen in. Hij is daarvan te onderscheiden door de bredere bloemhoofdjes met de roodgekleurde toppen van de omwindselblaadjes. |