Citroenmelisse
Melissa officinalis
Lipbloemenfamilie
---------------------------------------------------------
Citroenmelisse komt oorspronkelijk uit Zuid-Europa en het Middellandse Zeegebied. Ingeburgerd elders in Europa, o.a. in Zuid-Zweden, Denemarken, Groot-Brittannië en Duitsland. Ook ingeburgerd in Amerika, Australië en Nieuw Zeeland.
Citroenmelisse werd medicinaal al 2000 jaar geleden door de Grieken gebruikt. De Arabieren brachten de plant naar Spanje en de Benedictijner monniken naar onze streken, waar hij al vroeg gekweekt werd in kloostertuinen. Citroenmelisse werd in Zuid-Europa 'hartelust' en door de Zwitserse arts Paracelsus (16e eeuw) 'levenselixer' genoemd. Hij geloofde dat dit kruid een mens weer volledig tot leven kon wekken.
Het verkrijgen van melisseolie wordt al eeuwen door kruidendeskundigen beschreven en ook tegenwoordig wordt het nog binnen de aromatherapie gebruikt om depressies te verminderen. De plant wordt de meest uiteenlopende eigenschappen toegedicht. Melissethee werkt bijvoorbeeld kalmerend, helpt tegen chronisch bronchitis en verdrijft winderigheid.
Citroenmelisse is een effectief en veel gebruikt middel om beten van steekmuggen te voorkomen. Deze muggen beschikken over een uitstekende reukzin waarmee ze prooien als mensen eenvoudig kunnen lokaliseren omdat ze gespecialiseerde receptoren hebben die uitgeademde lucht (CO2) en de geur van zweet kunnen waarnemen. De citroengeur van de citroenmelisse verstoort de werking van deze organen waardoor de mug geen prooien meer kan vinden.
Fijn gehakte verse bladeren kunnen worden toegevoegd aan salades, witte sauzen voor vis, mayonaise, zuurkool of haring in het zuur.
Citroenmelisse heeft een sterke aantrekkingskracht op bijen. Imkers wrijven hun bijenkasten in met citroenmelisse om nieuwe bijenvolken aan te trekken. Ook planten ze om dezelfde reden citroenmelisse rond de bijenkorven.
De geslachtsnaam ‘Melissa’ betekent ‘honingbij’. De aanduiding 'officinale' betekent ‘uit de apotheek’ en duidt op medische toepassing.
Bloem | De bloemen zijn wit, maar soms bleekgeel en/of roze aangelopen. Ze zijn 0,8 tot 1,5 cm groot. De bovenlip staat rechtop. Zie foto 2. De onderlip is 3-lobbig. Ze staan naar één kant gekeerd in bebladerde, armbloemige aren. |
Hoogte | 0,40 - 0,90 m. |
Bloeitijd | Juli – september. |
Blad | Gesteeld, eirond, gekarteld of gekarteld-gezaagd, aan de voet afgeknot of min of meer hartvormig. Zie foto 3. |
Stengel | Vierkant, beklierd. |
Vruchten | De zaden zijn donkerbruin tot zwart, met een witte punt en ongeveer 1 mm lang. |
Overig | Overblijvend. Wortel met uitlopers. Plant ruikt naar citroen. |
Standplaats | Meestal licht beschaduwde, soms zonnige plaatsen op vochthoudende, matig voedselrijke grond . Struwelen, akkers en in stedelijke gebieden. |
In Breda | Op uiteenlopende plaatsen. Bijvoorbeeld in brandgangen en langs gevels. |
Vergelijk | Lijkt enigszins op wolfspoot (Lycopus europaeus), deze heeft spitsere bladeren en de bloemen zijn niet duidelijk 2-lippig. Bovendien geen citroengeur. |