Brede wespenorchis
Epipactis helleborine
Orchideeënfamilie
------------------------------------------------------------
De brede wespenorchis is een succesvolle plant. Het is niet alleen de enige inheemse orchissoort, die zich in de afgelopen 100 jaar sterk heeft uitgebreid, maar is ook de enige stadsorchidee!
Deze soort houdt van een voedselrijke standplaats. Hij wordt daarom wel ‘het onkruid onder de orchideeën’ genoemd. Het is echter een onopvallende en kortlevende plant, die nooit hinderlijk woekert. Ondanks een wortelstok komt hij zelden lang en nooit massaal op één plaats voor. Hij groeit vooral op lichtbeschaduwde plaatsen, langs bosranden en bospaden, onder struiken in bermen, plantsoenen en tuinen. Deze soort is vaak onder klimop en populieren te vinden.
De naam ‘wespenorchis’ geeft aan, dat de bloemen door wespen worden bestoven. Dat zijn plooivleugelwespen, zoals onze gewone limonadewesp. De komvormige onderlip van de bloem bevat veel nectar. Terwijl de wesp zich in de kom buigt, buigt de enige meeldraad van de bloem zich naar de kop van de wesp en plakt daar twee stuifmeelklompjes op. Bij bezoek aan een volgende bloem blijven de stuifmeelklompjes dan aan de kleverige stempel plakken. Nu kunnen de zaadjes zich gaan ontwikkelen.
De stoffijne zaden van orchideeën zijn zó klein, dat ze nauwelijks reservevoedsel voor de kiemplant bevatten. Kiemen kunnen zich alleen ontwikkelen, indien bepaalde bodemschimmels aanwezig zijn, die voedingsstoffen aan de worteltjes leveren. De plant vormt dan twee wortelknolletjes, die met schimmel doorgroeid zijn. De plant levert suikers aan de schimmel, de schimmel levert vocht en mineralen aan de plant. Een mooi voorbeeld van symbiose - wederzijds voordeel. De familienaam ‘orchis’ slaat op de twee ongelijke knolletjes. Het is Grieks en betekent ‘teelbal’. Vroeger werden orchideeënknolletjes als afrodisiacum gebruikt.
Volgroeide wespenorchissen hebben een wortelstok en geen knolletjes. Toch blijven ze voor hun voortbestaan afhankelijk van schimmels.
Het is merkwaardig, dat de wetenschappelijke geslachtsnaam nog steeds geldig is : ‘Epipactis’ betekent ‘met melksap’ en is de oude Griekse naam van de witte nieswortel (Veratrum album). De overeenkomst tussen brede wespenorchis en de witte nieswortel is de vorm van de bladeren en de dikke, parallelle nerven. Nieswortel is echter een veel forsere plant en is geen familie. De soortaanduiding ‘helleborine’ betekent op ‘helleborus’ lijkend. Daar werd destijds niet ons nieskruid (Helleborus foetidus), mee aangeduid maar eveneens de witte nieswortel. Zowel de soortaanduiding als de geslachtsnaam verwijzen dus vanouds naar hetzelfde. ‘Helleborus’ betekent ‘gekmakend’. Men maakte pijlgif van de witte nieswortel
Bloem | Wasachtig bloemdek, bestaande uit 3 groenige kelkbladen en 3 lilaroze tot paarsbruine kroonbladen, de onderste een hartvormige, brede lip. Zie foto 4. Veelbloemige naar één kant gekeerde, losse tros, zie foto 1. |
Hoogte | Tot 60 cm. |
Bloeitijd | Juni – september. |
Blad | Ovaal, strak parallel geribd, tot 8 cm lang en 3 cm breed, spiralend verspreid langs de stengel, zie foto 2. |
Stengel | Ronde, fijnbehaarde bloeistengel, over de hele lengte bebladerd, de overhangende top strekt zich tijdens de bloei. |
Vruchten | Groene doosvrucht. Zie foto 3. |
Overig | Overblijvende plant met wortelstok. |
Standplaats | Tussen struiken in bossen, bermen, plantsoenen en tuinen. |
In Breda | Langs de singels en in groenstroken. |
Vergelijk | In de stad niet te verwarren. |