Bezemkruiskruid
Senecio inaequidens
Composietenfamilie
------------------------------------------------------------
Het is een feestelijk gezicht, als in de zomermaanden snelwegen en spoorlijnen over vele kilometers lengte zijn omzoomd met de citroengele tuilen van het uitbundig bloeiende bezemkruiskruid. Het lijkt wel alsof ze met zorg zijn gezaaid of uitgeplant. Ze komen echter geheel op eigen kracht, vooral dankzij de vederlichte zaadpluizen.
Bezemkruiskruid is afkomstig uit Zuid-Afrika. De zaden zijn met transport van schapenwol over de hele wereld meegereisd.
De eerste vondsten in Europa dateren uit het eind van de 19de eeuw. Lange tijd bleef bezemkruiskruid een adventief plant die her en der bij wol verwerkende bedrijven verscheen, soms een aantal jaren standhield, maar zich verder niet verspreidde.
In ons land werd hij voor het eerst in 1939 gevonden, in Tilburg. De voornaamste verspreiding vond plaats vanuit wol wasserijen aan rivieren.
De grote doorbraak vond plaats in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Het is een raadsel door welke oorzaak de plant zich juist in die periode enorm uit ging breiden. Die uitbreiding verliep aanvankelijk vooral via de spoorwegen. Bijvoorbeeld in Haarlem verscheen de eerste struik bezemkruiskruid precies daar waar de treinen uit Zuid-Limburg in westelijke richting optrekken voor hun laatste traject naar Zandvoort. Later volgde het snelwegennet als verspreidingspatroon.
De plant houdt van droge, stenige plaatsen in de volle zon en is goed tegen zout bestand. Op de autowegen wordt immers veel zout gestrooid. Ook in de stad zien we bezemkruiskruid overal bloeien, langs gevels en stoepranden, bij straatmeubilair en in droge bermen.
De naam bezemkruiskruid komt van de sterk bezemachtige vertakking. In Duitsland heet het geslacht ‘Greiskraut’ dat letterlijk vertaald grijsaardkruid betekent. Al in de Middeleeuwen werd dat ‘Kreuzkraut’ en daar stamt ons ‘kruiskruid’ van af.
De oorspronkelijke naam ‘Greiskraut’ komt weer van de wetenschappelijke geslachtsnaam ‘Senecio’, die is afgeleid van het Latijnse ‘senex’ en dat is ‘grijsaard’. Dat verwijst naar het opvallende vruchtpluis van de uitgebloeide bloemen.’ Inaequidens’ betekent ‘ongelijktandig’, wat verwijst naar de blaadjes van het omwindsel.
Bloem | In een losse tuil groeiende citroengele lintbloemen om een hartje van buisbloemen, 3cm in doorsnede. Zie foto 2. |
Hoogte | 0,30 – 1,00 m. |
Bloeitijd | Juni - oktober. |
Blad | Tegenoverstaand, smal, gaaf of licht getand, met halfstengelomvattende geoorde voet. Zie foto 3. |
Stengel | Taai, gegroefd tot kantig, onderaan vaak rood aangelopen. |
Vruchten | Grijswit vruchtpluis met een behaard nootje van 3 mm lang. Zie foto 5. |
Overig | Overblijvende plant, diep wortelend. |
Standplaats | Zanderig, stenig, droog en zonnig, langs wegen en muren. |
In Breda | Op bouwterreinen, langs wegen en spoorwegen, bij straatmeubilair. |
Vergelijk | Jakobskruiskruid (Jacobaea vulgaris), dat iets donkerder gele bloemen heeft en breder, gegolfd en gekarteld blad. |