Madeliefje
Bellis perennis
Composietenfamilie
---------------------------------------------------------------
Wie kent ze niet ? Wie heeft ze als kind niet geplukt en er boeketjes, slingers en kransen van gevlochten ? Het is misschien wel het bekendste bloemetje van ons land.
Witte stralende bloemetjes met een geel hartje, meestal paarsroze punten aan de witte blaadjes en ook de achterzijde van de bloemblaadjes is vaak zo gekleurd – dat is het madeliefje.
Madeliefjes groeien in het gras en nergens anders. Bijna jaarrond zijn bermen en grasvelden bespikkeld met deze witte sterretjes. Ze groeien vooral in gras dat wordt kortgehouden door grazend vee of de maaimachine. Daarom is het madeliefje zo dol op uw gazon. Het plantje groeit diep in het gras, als een rozet met spatelvormige blaadjes. Het ligt zo plat op de bodem gedrukt, dat afmaaien of afgrazen onmogelijk is. Het steekt dus altijd de kop weer op. In hoog gras groeit het hoger en losser.
Bekijk dat kopje eens goed: is het wel één bloemetje? Een vergrootglas laat zien, dat het hartje uit tientallen gele buisbloemetjes bestaat, waarin per stuk 5 meeldraden en een stamper groeien. Het madeliefje behoort tot de familie samengesteldbloemigen of composieten. Eigenlijk is het een geel boeketje met een witte kraag. De witte lintbloemetjes zijn eigenlijk alleen blikvangers. Maar waartoe? Insecten hebben nauwelijks belangstelling voor het madeliefje en het heeft hen ook niet nodig, want de gele buisbloempjes bestuiven zichzelf. Om zich te verspreiden, heeft het madeliefje, behalve zaden nog een pijl op haar boog: ze vormt uitlopers vanuit het bladrozet.
De wetenschappelijke naam is Bellis perennis, wat zoveel betekent als blijvende schoonheid. Het plantje bloeit het hele jaar. De Nederlandse naam wijst naar de groeiplaats: ‘made’ is gras- en hooiland. ‘Liefje’ spreekt voor zich. Het is ook mogelijk, dat de naam ontstaan is uit ‘maegde-lieve’, om de smetteloze witheid, als symbool voor de maagd Maria. Ook ‘maetelieve’ werd gebruikt, wat van ‘materlieve’ zou zijn afgeleid. In de 13e eeuw wordt het madeliefje vaak genoemd als flos amoris - liefdebloempje of liefkruid. Het werd (en wordt ?) als liefdesorakel gebruikt. De bloemblaadjes worden één voor één afgeplukt en er wordt afgeteld ‘hij bemint mij, hij bemint mij niet’, enz. Leuk om te weten, dat er gewoonlijk een oneven aantal blaadjes is…..
Het madeliefje werd ook in de geneeskunst gebruikt, als middel tegen koorts en voor wondheling.
De blaadjes en de bloemetjes kunnen in de sla, jong smaken ze nootachtig en later wat bitter.
Er bestaan talloze Nederlandse streeknamen voor het madeliefje, waarvan meizoentje wel de bekendste is.
Bloem | Samengesteldbloemig met lintbloemen en buisbloemen. Lintbloemen wit, het gele hartje bestaat uit buisbloemen. |
Hoogte | Vlak groeiend wortelrozet, met bloemstengels van ca. 5 cm. |
Bloeitijd | Bloeit vrijwel jaarrond, behalve bij vorst. |
Blad | Spatelvormig, licht gekarteld randje. |
Stengel | Lichtbehaarde, ronde bloemstengel met één bloem. |
Vruchten | Nootjes 2mm lang, met rechtopstaande haren. |
Overig | Vaste plant, met kruipende uitlopers. |
Standplaats | Bermen en grasvelden. |
In Breda | Overal in het gras te vinden. |
Vergelijk | Margriet (Leucanthemum vulgare). Deze bloem is ongeveer driemaal zo groot, met identiek uiterlijk. |